Mijn schooltijd. Wat heb ik me vermaakt. Mijn docenten hadden het wat moeilijker. Met mij vaak. Mijn god, wat was ik een vervelende puber. Jawel, ik geef het toe. En aan sommige van die leraren wil ik mijn excuses aanbieden. Aan anderen echt totaal niet. En deze anekdote gaat over zo’n andere. Ene meneer Q, wiskundeleraar.
Ik haatte wiskunde. Ik snapte er geen bal van en de leraren die ik had waren eikels. Totdat ik – met behulp van mijn vader – op een dag het licht zag. En het mooie van wiskunde (kwam ik toen achter) is dat als je eenmaal het licht ziet, dat het dan eigenlijk heel mooi wordt. Een 8 stond ik gemiddeld. Na jaren van nippertjes was dat een mooi moment. Dus toen het tijd was om een vakkenpakket te kiezen, moest wiskunde er zeker bij. Appeltjes en eitjes vond ik het namelijk inmiddels (ik vergeet mijn eerste 10 nooit meer).
Dat was het moment dat ik eikel nummer 1 tegenkwam. Mijn decaan, ene mevrouw van Z die ook Engels gaf, maakte mij met veel gevoel voor drama duidelijk dat wiskunde Niks voor vrouwen was. En wiskunde B? Wat een pretenties had ik als miepje. Gelukkig is mijn koppigheid aangeboren en was het ook toen al zeer aanwezig. Met een blik en een sneer maakte ik (16 toen) een einde aan het onzinnige adviesgesprek. Wiskunde B mevrouw van Z, leer er maar mee leven.
Vijf meisjes volgden de lessen van meneer Q, deeltijd wiskunde leraar en voltijds eikel. Dit was overigens op Aruba, belangrijk om te vermelden voordat ik je vertel dat meneer Q rondreed in een open jeep en altijd naar school kwam met een mouwloos shirt, waar zijn eens gespierde, maar nu vooral dikke armen uitstaken. Op zijn jeep had hij een sticker geplakt met de tekst “all this and brains too”. Leuk, als hij het niet zo serieus had gemeend, maar dat deed hij wel.
Ik kan me mijn triomf over deze opgeblazen macho nog goed herinneren. Het begon met een weddenschap: “Wie kan uitleggen hoe de ABC-formule tot stand is gekomen (ik weet er het fijne niet meer van hoor), krijgt de volgende les een cola en een snack cadeau” An sich een prijs van niks, maar toen diezelfde meneer Q vervolgens weigerde om zijn verhaal uit te leggen aan de meisjes in de klas en wel uitgebreid de tijd nam om het aan de jongens uit te leggen, was de uitdaging geboren. Meneer Q moest maar eens een toontje lager zingen.
Dat was op een vrijdag.
Het hele weekend bogen mijn vader en ik ons over de wiskundeboeken. Het was oprecht het gezelligste wat we ooit hebben gedaan. Niet dat we nooit gezellige dingen deden hoor. Maar samen je kop breken over een lastig probleem schept gewoon een band. En het mooie: we kwamen eruit. Yes, dacht ik, die beloning is van mij!
Maandag had ik geen les. Maar mijn behoefte aan triomf was zó groot dat ik mijn ouders ervan overtuigde dat ik ziek was en echt niet naar school kon. Want 7 uur in de les, denkend aan mijn triomf (ik was een en al focus als puber), dat kon ik niet verdragen. Een dagje thuis, met wat boeken deed de tijd veeel sneller voorbij gaan.
En toen was het dinsdag.
“Wie weet het antwoord op mijn vraag van vorige keer?” Zijn blik was al preventief vol glorie. Mijn hand schoot zó snel de lucht in dat de beweging voor het menselijk oog niet langer zichtbaar was. “Ik!” Ik stond op, liep naar het bord, keek de geen-mouwen-dragende-macho niet eens aan en begon de formules uit te spugen. Há, zei ik niet hardop, maar sprak op elk front uit mijn gezicht. Extra Há! Dacht ik direct toen ik meneer Q’s gezicht zag. Niet alleen had zijn meest vervelende leerling het antwoord gegeven, maar ook nog een meissie.
Die dag liep ik met een extra veertje in mijn schoenen. Alsof de wereld van mij was. For the win en dat was mooi.
Meneer Q en ik zijn nooit vrienden geworden. Maar ach, met kerels zoals meneer Q hoef je ook geen vrienden te worden.
Mooi verhaal! Bij mij begin wiskunde ook van de ene op de andere dag te lopen, ergens rond mijn veertiende.