Deel 1, deel 2, deel 3 – anders snap je er geen bal van.
Ik weet nog goed dat ik voor het eerst aangifte deed. Het politiebureau, niet ver van mijn huis, leek me helemaal geen optie. Het was niet bij me opgekomen in al die jaren dat zij iets voor me konden betekenen. Daar had ik redenen voor hoor, ik had het niet zomaar zelf bedacht, maar punt was dat ik inmiddels weinig vertrouwen had in de mensen waarvan ik gedacht had dat ze me zouden kunnen beschermen.
En toch ging ik erheen. Niet voor mezelf. Natuurlijk niet voor mezelf. Maar wel voor mijn zusje. Mijn lastige ex joeg mij – ondanks al het geweld – totaal geen angst meer aan. Maar toen mijn zusje bij mij in huis kwam wonen, was er opeens iemand anders betrokken. Ik weet nog goed hoe zij met de telefoon in haar hand de deur open ging doen. 112 stond alvast ingetoetst…voor het geval dat. Voor het geval dat hij weer met een levensgroot mes voor de deur zou staan. Dan was de politie in elk geval er snel bij…zij had nog hoop.
Toen ik haar zo zag lopen nam ik een besluit. Dat ik geteisterd werd, dat was oké. Maar dat zij ook geteisterd werd, dat was niet oké. Dat kon ik niet tolereren. Niet eens een beetje. Stuk was ik in die tijd. Maar dat zag ik achteraf pas. Mijn hoofd vol met watten, slapeloos en doodmoe. Zo op en zo klaar ermee dat toen ik zag dat mij zusje bang was voor de man die mij teisterde, ik besloot dat het tijd was.
Met mijn tante liep ik naar het politiebureau toe. Niet alleen, want dat kon ik inmiddels niet meer. “Ik wil aangifte doen van bedreiging met de dood.” Ik zei het en ik schaamde me. Tot op het bot. De politie…ik voelde me alsof ik de crimineel was. Wat als ze nu een dossier over mij aan zouden leggen. Over mij, die vrouw die niet eens haar eigen shit kon regelen. Over mij, die vrouw die geslagen was en gestalkt. Die nietsnut die de politie nodig had (de politie, hoe ordinair) om haar problemen op te lossen.
Bij de receptie moest ik me melden: “U wilt aangifte doen? Waarvan dan?” Achter mij stonden deze en gene. Mensen die ik niet kende en die ik de intimiteit van mijn problemen niet gunde. “Van bedreiging met de dood…” Zo zacht als ik het maar zeggen kon, zei ik het. Want hoe beschamend is dat? Hoe beschamend is het als je je eigen problemen niet op kunt lossen. Ik, uit een prima familie. Ik, met alles mee en weinig tegen.
“Zij mag niet mee…” liet de agente me direct weten, terwijl ze licht verwijtend naar mijn tante keek. “Als u aangifte wilt doen, moet u dat alleen doen.” De moed zonk me in de schoenen. Ik wílde helemaal geen aangifte doen. Ik wílde in mijn bed liggen en met rust gelaten worden. Maar ik Moest aangifte doen. Want ik werd dag en nacht gestalkt. Letterlijk. En inmiddels was het de grens van mijn leven gepasseerd. Inmiddels was het stalken overgewaaid naar mijn angstige zusje en zelf naar mijn tante, waar mijn ex opeens voor de deur had gestaan en zichzelf had verwond om haar aandacht te krijgen. Het was niet langer alleen mijn probleem. Ik Moest er wel wat aan doen.
Bijna gaf ik het op toen ik in mijn eentje mee moest: “mag ze niet achter me zitten,” smeekte ik nog. “Nee, je Moet alleen mee.” Met mijn hoofd vol watten en mijn benen vol lood, liep ik al richting uitgang. Het was mijn tante die me stevig bij mijn pols greep: “Doe het gewoon. Als er wat gebeurt, dan weten ze in elk geval wie het was. Doe het gewoon.”
“Ik heb hem geen toestemming gegeven om mij met de rechtervuist te slaan, klopt dat?” Vroeg de agente, terwijl ze mijn aangifte aan me terug las. “hij dreigde mij te doden en toen was ik bang,” las ze verder voor. Diep in mijn hart (misschien waren het mijn longen) groeide de woede: ik was helemaal niet bang geweest. “Kom dan,” had ik gedacht, toen hij zei dat hij mij zou vermoorden. Moe van zijn dreigementen. Moe van zijn vermeende macht over mij. Moe.
Maar voor de politie was het van belang dat ik wel bang was. Dat ik een slachtoffer was. Diep van binnen verwerd mijn woede tot een vuur, brandend en vernietigend, uithollend en beangstigend. “ja, ik was bang,” bevestigde ik zonder dat ik het voelde. Buiten mijn woede (MIJN woede) voelde ik niks. Klote agent met haar kloterige regels. Helemaal alleen zat ik met haar in een kamer. Helemaal in mijn eentje moest ik het laatste beetje trots wat ik had inleveren. Voor de aangifte. Voor de dossieropbouw. Bang. Ik wist niet eens meer hoe dat voelde.
Lieve Xaviera,
Ik denk dat je er goed aan hebt gedaan dit te verwoorden. Zelfs als het alleen maar voor jezelf is! Ondanks dat ik het niet in deze mate heb meegemaakt, herken ik er wel stukken uit – en ik denk dat het ook voor anderen herkenning kan opleveren. Sterk dat je dit gedurfd hebt!
PS. Ben al een tijdje geïnteresseerd in je kattenblogvacature, misschien eens kletsen als ik straks klaar ben met mijn studie?
Hoi Tina,
Allereerst bedankt voor je reactie natuurlijk. Ik hoop inderdaad dat er lezers zijn die zichzelf herkennen en er iets aan hebben. Dat weet je nooit online, jouw anekdote kan zomaar de life saver zijn van een ander 🙂
Dank je dus!
En wat betreft het kattenbloggen: goed idee. Tip me maar wanneer je zo ver bent!
X.