#metoo zei ik. Want ja, welke vrouw niet? Op mijn 12e de vriend van een oom die mij de liefde verklaarde terwijl we alleen waren. Op mijn 13e, de man die zich op straat aftrok voor mij en mijn moeder. Op mijn 23ste,de verkrachting door mijn ex. Zeker #metoo. Op mijn 25ste de man die opeens mijn hand begon te strelen, een vriend van de familie.
Is het zo erg dat die man mij de liefde verklaarde? Wel als je bedenkt dat ik alleen met hem was in een huis en hij mij drugs aanbood. En ik was dus 12. Is het zo erg dat die man zich aftrok op straat? Nou ja ,ik was 13 weet je. Ik wist niet eens wat ik moest denken. En die familievriend op mijn 25ste? Ik mocht mee met een tante op zakenreis. Zij ging vroeg slapen, wij aten nog wat. Hij was 2 keer zo oud als ik en de broer van een bekende politicus. Toen ik het vertelde zei men: ah joh, die familie is gewoon plakkerig. Ik voelde me heel …bah…dat is het woord.
En dan sla ik alle keren nog over die “normaal” zijn geworden. De vele malen dat ik werd nageroepen op straat, waarna ik bij uitblijven van een reactie voor alles wat vuil was werd uitgescholden. Of die keer dat een vent mij stratenlang achtervolgde om vervolgens in mijn reet te knijpen. Of die keer dat ik ging stappen en een jongen mij in mijn reet kneep. Of al die keren dat ik uit was en mannen zeer expres tegen mijn borsten liepen.
Zo erg dat ik op enig moment maar besloot om een grote trui aan te trekken, bril op, haar in een knot om naar de appie te gaan omdat ik gewoon geen zin had in het gezeik. De eerste keer stopte alsnog 3 auto’s (het was toen 2 straten lopen naar de appie voor mij) en de inzittenden schreeuwden van alles naar me.
Ik kan nog wel even doorgaan. Maar het begint saai te worden. Kortom: #metoo.
Ik heb geen hekel aan mannen. Sommige van mijn beste vrienden zijn mannen. Maar ik wantrouw mannen wel veel…gewoon voor mijn eigen veiligheid in het ergste geval, maar ook voor mijn gevoel van eigenwaarde- dat ik besta als iets buiten mijn uiterlijk – in het beste geval.
En ik zou echt heel graag willen dat dat niet hoefde. En nee, niet alle mannen. maar te veel. Want mij maak je niet wijs dat een kleine minderheid van de mannen verantwoordelijk is voor al die #metoo’s. En al doe je niet actief mee, hield je misschien je mond toen een vriend van je zich misdroeg. Of sprak je je niet duidelijk uit, wanneer het wel nodig was. Of deed je een lelijk staaltje victim blaming (ik vind het erg hoor, maar je moet ook niet zo laat alleen over straat lopen).
#metoo zei ik op Twitter. En ik kreeg hartjes en hugs. Maar weet je, ik hoef je hartjes en hugs helemaal niet. Wat moet ik daarmee wat moeten Γ‘l die andere #metoo’s daarmee. Niks! Niks is het antwoord. Het moet anders. Jij moet anders. Beter. Geen mantel der liefde, niet doen alsof het normaal is of gewoon deel van het leven. Dat zou het niet moeten zijn. Dat mag het niet zijn.
Ik kan je niet uitleggen hoe onveilig ik me heb gevoeld in sommige situaties. Situaties die – als ik ze zou beschrijven – helemaal niet onveilig lijken. Maar het is complexer dan dat. Het zit hem niet in de daad per se, maar in de context. In subtiele dingen. Op mijn 25ste mij vertrouwd voelen bij een persoon omdat hij een familievriend is. Mij ongelooflijk ongemakkelijk en zenuwachtig voelen omdat hij opeens mijn hand begint te strelen. Niet weten hoe ik moet reageren, want een familievriend. Mij daarna realiseren dat niemand het een issue vindt behalve ik, ik die mij echt ongemakkelijk en onveilig voelde die avond. Terwijl ik toch best tof ben, wil ik benadrukken.
#metoo en velen met mij. Wie is Weinstein? Het is Bob en Evert en Ricardo. Geen Hollywood big shot, maar gewoon een willekeurige vreemde of goede vriend. In de lift met één of meerdere mannen alleen, voel ik me zelfs in een kantoortuin allang niet meer zomaar veilig, stiekem kijk ik altijd goed waar de alarmknop zit. En dat is geen wereld die oké is.
#metoo mannen. Wat ga jij doen om het beter te maken?
p.s: ik sla die verkrachting verder even over. Het woord maakt me misselijk. Ik voel me nog steeds ambigue erover. En de herinnering aan mijn aangifte en het proces dat erop volgde houdt me nog steeds bezig in mijn nachtmerries en wanneer ik wakker ben. Ik weiger het woord. Ik weiger de herinnering.
En ter overweging.