Het zijn er twee. Ik ben erg slecht in leeftijden schatten, maar ouder dan 8 zijn ze geen van beide.
De jongste loopt met haar vader, die opvallend netjes gekleed is voor een zaterdagochtend. Z’n dochtertje heeft ook haar mooiste jurkje aan: blauw met grote witte stippen.
De oudste loopt met haar moeder. Een lang vrouw, met lange blonde haren – net als haar kinderen – en gekleed op een gelegenheid. Ook de dochter die aan haar hand loopt, draagt een jurkje waar de schattigheid van afspat. Deze is roze en ook hier fleuren witte stippen het op.
Van een afstand bekijk ik ze. Ook mijn hond heeft interesse, maar dat is meer omdat mini-mensjes altijd zoveel aaitjes uitdelen en ze haar kans berekent op het ontvangen van die aaitjes.
De vader loopt het dichtste bij mij. Voor één van de huizen stopt hij en belt aan.
“Dit mag jij geven,” vertelt hij z’n dochtertje terwijl hij haar een folder in de hand duwt. Zodra de deur opent, duwt hij het kind naar voren en laat haar nu het woord doen: “Goedemorgen, mag ik u een uitnodiging geven?” Het meisje praat zoals een klein kind hoort te praten, al heeft ze tekst die niet past bij haar leeftijd.
De bewoner van het pand, heeft een uitdrukking op z’n gezicht die een mix is van irritatie en vriendelijkheid naar het kind toe. Want ja, wat moet je anders. Hij neemt de uitnodiging maar aan. Al verwacht ik dat het papiertje zeer snel in de prullenbak zal verdwijnen.
Het begint me nu te dagen. De kleding, de reden dat ze hier niet op hun plek lijken, het papierwerk en de inzet van de kinderen. Het zijn de getuigen, van jehova, je weet wel.
Geïrriteerd loop ik door. Mijn hond moet trouwens ook echt nodig plassen, dus we maken wat tempo.
Geïrriteerd ja, maar ook opgelucht. Misschien mis ik deze real dolls van het spammen, als ik geluk heb. Voor de zekerheid maak ik een extra lange wandeling met mijn hond. Ik hoef hun papierwerk en naar voren geduwde kinderen niet. Indoctrinatie smaakt me gewoon wat minder in de ochtend.
Na een plas, een verrassingspoep en veel lovende woorden voor beide – je hebt geen idee hoe enthousiast je kunt worden over de poepdaad, tot je een puppy in huis neemt – lopen hond Khaleesi en ik weer terug naar huis.
Zodra ik het hof waar mijn huis staat binnenloop, zie ik ze. In mijn ooghoek weliswaar, maar toch duidelijk. Een donkere vrouw, zéér netjes gekleed, met een dochter van een jaar of 10, ook weer op en top netjes. Dammit.
Ik maak geen oogcontact, al zouden ze dat sowieso niet zien, gezien de kolossale bril die ik voor deze gelegenheid (zaterdagochtend) heb opgezet.
“Zit!” zeg ik met overwicht in mijn stem, want ook dat leer je van een hond. Khaleesi doet direct wat er gevraagd wordt, anders dan mijn katten die letterlijk hardop lachen als ik ze een opdracht geef.
Ik doe de deur open, loop naar binnen, doe haar riem af en besluit dat het tijd is voor koffie.
En ja hoor, daar gaat de deurbel.
“Blijf!” Roep ik dit keer tegen Khaleesi. Die dan misschien een hond is, maar wel zo nieuwsgierig als een kat. Elke bezoeker is reden voor een volledig onderzoek ván de bezoeker.
Ik doe de deur open, maar houd het op een kier.
“Goedemorgen, mag ik u een uitnodiging geven?”
De bruine mevrouw doet zelf het woord. Ik snap haar. Ik schat in dat ze Surinaamse is. Zelf ben ik Arubaanse. En hoewel ik in Nederland ben geboren, heb ik een aantal jaar op Aruba gewoond. Honden zijn op de eilanden geen knuffeldiertjes en ik verwacht dat het in Suriname niet echt anders is.
En ze moet mij met mijn best grote en nog steeds groeiende herder hebben zien lopen. Daarnaast draai ik mijn hoofd steeds terug naar Khaleesi en blijf herhalen: “Blijf!” Alsof ze elk moment naar de deur kan spurten en al springend haar onderzoek van het bezoek kan starten. Dat is overigens ook zo.
“Bedankt en een fijne dag” zeg ik en neem tóch het papiertje aan. Want als mensen zo beleefd zijn, dan kan ik niet anders dan ook beleefd zijn. Dat weten ze ook. Net als de mormonen, dat zijn ook van die beleefde rare lui. Ik sluit de deur voordat ze nog iets kan zeggen of mij nog meer papiertjes in handen stopt.
Eenmaal binnen kijk ik toch even op het briefje dat me in handen is gedwongen: “Congres van jehova’s getuigen” lees ik.
Ik gooi het op tafel en zet het koffiezetapparaat aan, maar kan het toch niet laten om even te mijmeren over dat congres.
Welke thema’s zouden ze hebben gepland? “Wat als je kinderen niet schattig genoeg zijn om naar voren te duwen?” en “Hoe vroeg moet je aanbellen om oprecht irritant te zijn?” maar ook “5 kledingtips voor wanneer je mensen in real life gaat spammen”.
interessant. Niet echt natuurlijk. Maar wel interessant dat ik er zo geïrriteerd over raak. Sowieso, omdat ik helemaal niet zo gek ben op onverwacht bezoek. Maar zeker ook om het berekenende element aan die bezoekjes. De kleding, de kindjes, de beleefde teksten.
Dat god niet bestaat, lijkt mij duidelijk – want als hij wel bestond, dan bestond Thierry Beaudet niet. Ze sluiten elkaar uit. Maar zelfs als je wel gelooft dat god bestaat, dan vind ik het niet voor de hand liggend dat zij (god dus) zulke manipulatieve methodes nodig zou hebben om mensen daarvan te overtuigen.
Dat jehova’s getuigen bestaan, staat dan weer wel vast. ik heb er niks mee. Geloof niet, god niet, jehova’s niet.
Jullie mogen de volgende keer je slecht ontworpen blaadjes echt houden. Intussen ben ik bezig met een eigen congres. Met als hoofdthema “Indoctrinatie op jonge leeftijd: 7 redenen waarom dat niet cool is. Van nummer 4 ga je huilen.”
Ik overweeg comic sans als lettertype, dan weet ik zeker dat het ongeveer net zo goed ontworpen is als de Wachttoren. En staat er dan weer eentje voor de deur, dan zeg ik nee tegen hun blaadje en duw ze snel die van mij in handen.
Benieuwd hoeveel er op mijn congres komen opdagen. Ik zoek trouwens nog sprekers.