Ik dacht echt dat ik mijn jeugd volledig achter me had gelaten. En hoewel het bij vlagen een zware opgave is om die jeugd in de verte te zien verdwijnen, zijn er gelukkig genoeg redenen om ook blij te zijn met het afscheid.
Maar vandaag bleek niet mijn gehele jeugd ervan tussen te zijn gegaan. Ik werd namelijk wakker met ‘s werelds grootste en meest pijnlijke pukkel. Een joekel die zo groot is dat wanneer ik naar beneden kijk, mijn zicht erdoor wordt belemmerd. Een mount everest van jeugdsentiment als het ware.
En het ergste is dat ik net zo bewust ben van dat megading als dat ik vroeger ook was. Vanmiddag moest ik naar de Appie (het hoogtepunt van mijn dag tegenwoordig). Mijn zonnebril bleek niet groot genoeg om het monster te bedekken. En hoe meer make-up je erover heen smeert, hoe zichtbaarder dat ding is. Dan toch maar de zonnebril, in de hoop dat het genoeg af zou leiden van het gevaarte. Eenmaal in de Appie hield ik mijn blik kuis naar de grond gericht. Het moet zijn opgevallen, want die houding is normaal niks voor mij. Toen ik eenmaal – sneller dan ooit- al mijn boodschappen bij elkaar had verzameld, toog ik naar de kassa.
Dat was een vervelend moment. je staat in fel licht, stil te staan, zodat iedereen je kan bekijken. Uiteraard deed iedereen dat ook. “Iedereen” stond mijn pukkel uitgebreid te bestuderen. Het kassa meisje versprak zich toen ze omhoog keek na het obligate “goedmiddag, heeft u ook een bonuskaart?”
Ok, misschien slaat mijn fantasie in de laatste alinea wat op hol. Maar feit is dat ik de hele tijd bij mezelf dacht: “Kijk dan! Kijk er maar naar. Mijn pukkel gaat weg, jouw rothoofd is er morgen ook nog.” Ja ok, het is niet erg aardig, maar je moet toch wat als de mount everest zich op je wang nestelt.
Pffff snel van dat pukkelspul erop smeren. Ik had nog een oude tube liggen. Jong zijn is niet makkelijk.