En toen was er weer een begrafenis. Ingewikkelde dingen die begrafenissen. En dan vooral in mijn familie. Of lijkt mijn familie daar maar bijzonder in? Waarschijnlijk wel. Hoe dan ook, daar zaten mijn zusje en ik dan….mΓ©t mijn “geliefde” opa. Terwijl mijn tante die – tot voor kort – decennialang geen contact had gehad met mijn opa, maar in de tijd na mijn oma’s dood het contact weer had opgerakeld, in hetzelfde soort kist lag als mijn oma. In hetzelfde uitvaartcentrum als mijn oma. In dezelfde zaal waar mijn oma had gelegen. Met voor een groot deel overigens ook dezelfde gezichten.
En daar was mijn oom. De man die mijn oma voor haar dood meerdere malen de huid had volgescholden, de sympathiekeling van het millenium – met zijn onoprechte speech. Mijn zusje, die de slappe lach kreeg van het Gristelijke (en valse) gekweel van mijn veels te verwende nichtjes uit de biblebelt. Dochters van de grote scheldende sympathiekeling, die ook ten koste van zijn dochters graag wil bewijzen dat hij een heel belangrijk mens is. Mijn tante en mijn nichtje die mij na aan het hart liggen en de tranen vrijelijk lieten lopen. En mijn jongste en liefste oompje, die trouwens zo jong niet meer is, maar met de jaren wel liever wordt.
Allemaal bij elkaar. Sommige voor elkaar. En toen wilde mijn tranen ook niet meer wegblijven. Terwijl ik mee zat te giechelen met zuslief (die overigens giechelt als de muis die Loekie de Leeuw altijd gezelschap hield) kwam de dood weer eens binnen. Noelle, opa, oma en nu tante. In 5 jaar tijd moest ik van hen allen afscheid nemen. Gelukkig had ik een grote, donkere bril bij me. Dat scheelt. Tip: neem naar een begrafenis altijd een donkere bril mee.
En toen was het voorbij. Ging haar kist de grond in. Gingen wij aan de koffie en de Surinaamse broodjes. En was ik herenigd met neven, nichten, ooms en tantes die ik voor het laatst bij mijn oma’s begrafenis had gezien. En natuurlijk beloofden we elkaar om niet te wachten tot de volgende begrafenis. En natuurlijk lachten we met elkaar. Want dood is lachen en huilen. Verdriet en geluk. Waar is mijn tegeltje.
En nu weer thuis. Weer een stapje dichter bij de dood. Weer een stapje banger omdat ik nog zoveel mensen liefheb en van hen geen afscheid wil nemen. Maar ook vredig omdat familie echt het mooiste is wat er is. Wanneer ze niet vervelend zijn dan he. Want daar kunnen ze ook wat van. Diepe zucht.
Oh, dat heb jij dus ook. Dat je je familie, die dan toch eigenlijk best aardig blijkt, alleen bij begrafenissen ziet.
Nou, mijn familie is echt heel groot. En strekt zich uit tot aangetrouwd, achternicht, buitenechtelijk etc. Een deel van mijn familie zie ik best veel of spreek ik op z’n minst regelmatig. Maar het allergrootste deel van mijn familie in Nederland zie ik idd voornamelijk bij begrafenissen. !
Opa’s heb ik nooit gekend, oma’s, ouders, ooms en tantes zijn op één tante na allemaal dood. ik zal de neven en nichten dus – denk ik – nog maar één keer ontmoeten.