Het is zover, het vasten begint. Met mijn hoofd nog in mijn dromen, maar mijn lijf al in mijn keuken, pak ik het informatieboekje en bekijk ik wat vandaag voor mij in petto heeft.
Ontbijt: twee stuks fruit. Yuck. Ik haat fruit. Mijn normale ontbijt bestaat overigens uit een sneetje (plakje, schijfje, plankje?) Knäckebröd met Philidelphia en komkommer. Twee stuks fruit krijg ik op dit tijdstip sowieso niet weg. Ik negeer de opdracht dan ook en eet een halve sinasaappel.
Dat lijkt weinig, maar daarnaast moet ik ook nog een shake met aardbeiensmaak weg zien te werken en een aantal supplementen om mijn systeem te ondersteunen.
Even ben ik bang dat ik mijn koffie moet skippen, maar gelukkig mag ik dat gewoon blijven drinken.
Na mijn ontbijt zit ik voller dan ooit. Dat vasten valt dusver mee.
Het deel waar ik het meest gestrest over ben, is niet het gebrek aan eten, maar dat ik dagelijks 20 minuten cardio moet doen.
Ik háát cardio. Als professioneel roker (nog wel, maar het stoppen zit al in de planning, zeur niet zo, ik ben volwassen jaaaaaaaaaaa), is mijn conditie niet top. Maar eerlijk gezegd was ik als puber al niet van het rondrennen zonder doel.
Ik stel dat deel van het sportvasten dan ook uit tot de avond.
‘s middags eet ik groenten en in de avond weer groenten maar dit keer met rijst. Volgens het boekje moet ik de groenten roerbakken, maar het boekje weet niet waar het over praat, dus roerbak ik de rijst en eet een hele lekkere vergetarische nasi (met extra sambal).
Het is al bijna 8 uur wanneer ik mezelf naar de sportschool zeur. De weerstand is ernstig en ik spreek mezelf dan ook streng toe: “Ik ben sportief, sterk en heb een prima conditie. Kom op, ik ben geen watje!”
Wie weleens affirmaties heeft gebruikt, weet dat je altijd in de ik-vorm je staat van zijn moet beschrijven en dat doe ik dan ook hardop de hele weg naar de sportschool.
Of het nou komt door de affirmaties of omdat ik mijn eigen conditie heb onderschat zullen we nooit weten, maar de 20 minuten op de fiets op een hartslag van 140, gaan me relatief goed af.
Volledig bezweet en een beetje misselijk stap ik weer in de auto op weg naar huis. Na een verfrissende douche plof ik eindelijk neer op de bank. Dag 1 is een feit.